VAN VASTSTELLINGEN NAAR PERSPECTIEVEN.
door Pépé
(grotendeels op basis van het Europadossier
door de Fédération Anarchiste, gepubliceerd in Alternative
Libertaire #218, juni 1999)
Zoals we hebben kunnen zien is de Europese
constructie een aanval op de afgedwongen sociale voorzieningen
(‘democratie’, sociale zekerheid,...) en de samenleving in het
algemeen. Het idee is eenvoudig. De economische macht van de staat wordt
doorgeschoven naar de Europese Unie, die dan officieel de beslissingen neemt. De
zwarte piet kan dan worden doorgeschoven naar een verafgelegen en moeilijk
controleerbare structuur. Zo ontstaan twee structuurtypes, waarvan de
functies duidelijk van elkaar onderscheiden kunnen worden.
Het eerste houdt zich bezig met de economische
politiek: de Europese Unie, de regio’s (Vlaanderen, Baskenland,...) en de
intergemeenschappelijke structuren (Benelux,...).
Het tweede type dient voor de sociale controle:
steden en gemeenten, de verschillende gemeenschappen en de natiestaat. Toch zijn
de leiders ervan dezelfden.
Europa: sociale controle en aanval op de samenleving.
Ten eerste gaan we dieper in op het deel dat de
economische politiek bepaalt. Meer bepaald gaat het dan vooral over de
‘deregulering’ of ‘liberalisering’ van die economie: het
opheffen van beperkingen en regels (grensbelastingen, veiligheidsvoorschriften,
milieuwetgeving,...) voor de handel zowel op financieel vlak als op vlak van de
producten. De ‘vrijheid van verkeer’ waarmee de Europese Unie werd
gepropageerd is nog altijd grotendeels onbestaand. Het kapitalisme organiseert
zich steeds meer op continentaal en regionaal niveau en concentreert zich steeds
meer in de metropolen. Het staat grotendeels buiten de maatschappelijke
controle, wat het toelaat de aanval op de afgedwongen sociale voorzieningen te
organiseren en de kleine en grote cadeaus uit te delen aan de patroons. De
Europese constructie laat haar ware gezicht zien. Ze is niet, zoals ons zo vaak
beloofd wordt, een sociale vooruitgang. Ze is het eigentijdse instrument van de
bourgeoisie om de verhoging van de winstmarges te organiseren en af te dwingen,
tegelijk met de daarvoor benodigde versterking van de natiestaat in haar
repressieve functies.
De structuren die moeten dienen voor de
sociale controle verdelen het grondgebied in steeds kleinere deeltjes,
niet enkel tot op het niveau van naties, steden en gemeenten, maar zelfs tot het
niveau van wijken en buurten. Daarvoor zijn een aantal ‘sociale’
procedures ontwikkeld die het grondgebied nog verder onderverdelen om het beter
te kunnen overzien en de inwoners beter te kunnen controleren. Voorbeelden
daarvan zijn de ‘veiligheidscontracten’, een politiek correcte
manier om de onderdrukking te beschrijven van arme mensen omdat ze arm zijn.
Die verfijning van het grondgebied betekent een bijna gepersonaliseerde
politiecontrole, die bovendien steeds strakker wordt. Dat is een gevolg van de
sociale crisis die wordt veroorzaakt door de extreme economische uitbuiting.
Waar de miserie toeneemt spat het sociale weefsel uit elkaar en steekt de
revolte de kop op. De staat en haar dienaars kunnen dan niet anders dan zichzelf
meer op de voorgrond te schuiven om zo de verdediging van de huidige orde op te
nemen. Het is op dit niveau dat de verkiezingsfraude zich grotendeels afspeelt.
De nationale verkiezingen worden systematisch geheiligd door de media die
telkens opnieuw de blanco- of ongeldige stem of de stemboycot uitroepen tot een
catastrofe voor de democratie. De gemeenten worden voorgesteld als de locale
democratie. Ja, bijna als directe democratie. Maar wat betekent ons stemrecht
eigenlijk, zeker in de gemeenten? Als stemmen iets uithaalde was het al lang
(terug) verboden.
Het verdelen van de taken tussen die twee types
herleidt de rol van de staat tot zijn essentie. De publieke diensten (post,
telefoon,...) worden steeds meer geprivatiseerd. Het economisch beleid wordt aan
haar onttrokken. De sociale voorzieningen moeten worden afgebouwd.. Repressie en
geoorloofd geweld zijn niet alleen het monopolie van de staat. Ze zijn er de
essentie van. Het getreur om de teloorgang van de natiestaat is dus hypocriet en
stom. De natiestaat sterft niet, maar wordt versterkt. Wel zijn er op dit vlak
steeds meer samenwerkingsverbanden. Denk maar aan het Verdrag van Schengen en de
oprichting van Europol in 1994. Voor het ogenblik blijft is de machtsoverdracht
op dit vlak nog veel kleiner dan op economisch vlak.
Vals federalisme. Vals internationalisme.
In grote lijnen zijn er in de E.U. twee soorten
‘federalisme’ die door elkaar lopen, weliswaar elk met hun werkveld.
De vraag is niet meer of België of Frankrijk binnen de E.U. moeten blijven
of niet. Ze zijn er deel van en kunnen niet meer anders. De vraag lijkt nog
slechts te zijn of de staat zich moet baseren op de E.U. of dat de staat moet
blijven bestaan als één van de delen waaruit de E.U. bestaat. De
vraag is of we naar een Verenigde staten van Europa gaan (de
‘federalistische’ stroming) of naar een Unie van Europese Staten (de
‘confederalistische’ stroming). Het Verdrag van Maastricht betekende
op dit vlak een belangrijk keerpunt. Van 1950 tot dan was de Europese integratie
grotendeels gebaseerd op het ‘confederalistische’ principe. Elk lid
van de Unie zou een zo groot mogelijke autonomie behouden en de E.U. was niet
meer dan het op één lijn zetten van de leden. De beslissingen
werden grotendeels per unanimiteit genomen: Europa was niet meer dan wat al de
landen die erin zaten wilden. De verhouding tussen de intergouvernementele
organen (de Europese Raden) en de bovennationale (de Commissie en het Parlement)
waren simpel: de Raden beslisten, de Commissie paste toe en het Parlement (dat
pas in 1976 werd opgericht en voor het eerst verkozen kon worden in 1979) diende
als administratie ervan.
Sinds die tijd is er wel één en
ander veranderd. Als het zo doorgaat gaan we naar een Amerikaans systeem waar
het federale niveau alles beslist. De staten kunnen dan wel een zekere mate van
autonomie behouden (bijvoorbeeld over de toepassing of afschaffing van de
doodstraf of het recht op abortus), maar ze zullen grotendeels moeten toepassen
wat op Europees niveau wordt beslist. De lokale structuren (regio’s en
gemeenten) moeten dan werken binnen het kader van de nationale wetgeving zoals
die naties moeten werken binnen de Europese wetgeving.
Deze beide opvattingen van het federalisme (dat
soms zelfs een gedecentraliseerd federalisme wordt genoemd) zijn eigenlijk niets
meer dan een competitiefederalisme. Elke lokale eenheid is vrij alles te doen
wat ze kan om investeringen (het is te zeggen: werkgelegenheid en een beetje
fiscale inkomsten) aan te trekken. Dat is niet meer of niet minder dan de
toepassing van het oude territoriale plan van het concurrentiekapitalisme: de
decentralisatie dient om ons te verdelen en zo onze woede om te leiden naar onze
buren, die nochtans lijden onder hetzelfde systeem van uitbuiting als wij. De
echte schuldigen blijven buiten schot. Ook het Europa van de Regio’s past
perfect in dezelfde logica. Baskenland, Catalonië, Ierland, Elsaz,
Vlaanderen,... worden uitgenodigd om deel te nemen aan de Europese Unie. De
meeste van de eisen van de vergadering van Europese regio’s worden niet
enkel geaccepteerd maar zelfs aangemoedigd... omdat dat nationalisme perfect
past binnen het kader van het overheersende systeem. Het komt er alleen op aan
de ‘paradox’ tussen het lokale nationalisme en een Europees
nationalisme in evenwicht te brengen en te houden.
Verdeel en Heers.
De behoeders van het kapitalisme weten heel
goed en al heel lang een spel te spelen dat tegenstellingen creëert tussen
de bevolking: ze zetten de ene sociale groep of beroepsgroep op tegen de anderen
(corporatisme), ze voeden de echte of verbeelde angst voor de dag van morgen, de
Ander (vreemdeling, jongeren, armen, vrouwen,...), ze bouwen op de sociale
instabiliteit die het gevolg is van de georganiseerde bestaansonzekerheid. Om
dat te bereiken is alles goed: nationalisme, humanisme, oorlog, fascisme,
schijnheilig antifascisme,... De mogelijkheden zijn divers en de combinaties
talrijk.
De vraag rijst wat we aan dit alles kunnen doen
en waar we dan wel naartoe willen. Op een moment dat de ‘oude
ideologieën’ zogezegd dood zijn en waarop we ‘allemaal samen in
dezelfde boot’ zouden zitten, zouden we hand in hand moeten streven naar
een betere wereld... Het Europa en de wereldorde die zich aandienen kent echter
steeds meer sociale strijd. En dat is ook nodig, enerzijds om steeds meer te
krijgen van wat we zelf produceren, vrijer en waardiger te worden en anderzijds
omdat er nog steeds een echte klassenstrijd aan de gang is: de kloof tussen rijk
en arm wordt ook binnen Europa steeds groter, de winsten van de geldbezitters
worden steeds groter. Loonslaven en geldbezitters kunnen nooit dezelfde belangen
hebben.
Anarchisme: eenheid in diversiteit.
Het komt er op aan iedereen een waardige wereld
te bieden. De klassenstrijd is onvermijdelijk omdat de geldbezitters hem hoe dan
ook voeren. Uit wat ze zijn vloeit voort dat ze rijk worden omdat ze het geld
hebben om mensen voor hun het werk te laten doen en nog rijker te worden aan de
verkoop van de producten. Steeds meer winst wordt zelfs gemaakt op de beurs,
helemaal losgekoppeld van welke reële productie dan ook. De bevolking moet
wel proberen terug te nemen wat haar wordt afgenomen: de mogelijkheid om zelf te
beslissen, te werken, te ontwikkelen en te besturen door gebruik te maken van de
sociale structuren die ze nuttigst vinden om in haar behoeften te voldoen en de
werking, richting en evolutie ervan direct te controleren. In dit opzicht staan
het federalisme en het internationalisme –bouwstenen van het anarchisme-
in tegenstelling tot de overheersende orde.
Echt federalisme.
Ons baserend op de autonomie en de vrijheid van
het individu –de enige die over zijn of haar leven kan beslissen, zowel
collectief als persoonlijk- en de aanpassing weigerend van het systeem én
aan een systeem (wat ons revolutionairen maakt), is ons doeleen totale sociale
omwenteling van de samenleving. Het federalisme dat wij willen kan niets meer
zijn dan coördinatie-instrument, een structureel verband tussen de kleine
entiteit en de grotere, tussen het simpele en het complexe en moet het mogelijk
maken onze samenleving te beheren op basis van de vrije associatie met elkaar.
Het federalisme dat wij willen kan nooit tot stand gebracht worden via de
verkiezingen. Het federalisme is niet hetzelfde als het parlementarisme. Hoe
kunnen we een ooit een algemene raad ontwikkelen waar meer dan 100 miljoen
mensen aan deelnemen voor West Europa alleen al? Wat wij willen is in de eerste
plaats dat de mandaten collectief bepaald worden. Dat wil zeggen dat de grote
lijnen en richtingen gezamenlijk moeten worden bepaald. Deze coördinatie en
voortdurende controle van de beslissingen en collectief besliste handelingen
moeten toelaten dat de beoogde doelstellingen overeenkomen met de middelen die
daarvoor moeten dienen. Via het beperkt mandaat en de permanente herroepbaarheid
van dat mandaat is het is ook een manier om te verhinderen dat een persoon of
een groep het laken naar zich toe trekt.
Echt internationalisme.
Op dit ogenblik bestaan anderzijds de relaties
tussen landen vooral uit belangen behartiging: die of gene handeling of
internationale alliantie beogen slechts het verzwakken of het domineren van de
ander of het versterken van een bepaalde klasse. Ze dienen slechts het
verzekeren van de goederen van de bezittende klasse op de markt door de
niet-productieven en minder competitieven te elimineren en op die manier het
imago op te poetsen van de nieuwe supermacht. Ons internationalisme vertrekt van
het feit dat de menselijke wezens gelijkwaardig zijn op alle punten, zonder
grenzen, taal, nationaliteit, ethnie, geslacht, kleur, cultuur,... als
belemmeringen te erkennen. De enige verplichting voor mensen –of ze nu
twee straten verder wonen of 20.000 kilometer- is de wederkerige hulp om de
obstakels van het leven te overwinnen.. Het doel is het waarmaken van de
doelstellingen en dromen van alle bewonersters van deze planeet: een zo groot
mogelijke ontwikkeling van het welzijn (materieel, intellectueel,...) met
respect voor de planeet die we enkel in bruikleen krijgen van onze
kinderen.
Samengevat zijn er een aantal factoren die de
wereld ‘gemaakt’ hebben tot wat hij nu is: ze hebben er althans een
bepalende invloed op gehad. Zonder volledig proberen te zijn:
-kerk / religie / filosofie: maatschappelijke
invloed rechtstreeks en psychologisch;
-staatvorming, nationalistische concurrentie en
repressie van de ‘binnenlandse vijand’;
-opkomst en primaat van het kapitaal ten
‘nadele’ van de erfelijke adel;
-technologie, creatie van de (arbeiders)massa
en arbeidsethos en de uitbouw van transport;
-uitbouw van de massacommunicatie, P.R. en
propaganda; censuur;
-intensief gebruik van steeds meer hulpbronnen
(menselijk, natuurlijk, dierlijk); territoriale uitbreiding in kolonisatie
(politiek, militair en economisch/financieel).
Al die dingen hebben hun invloed gehad op de
psychologische / individuele, sociale / economische en de politieke
gesteldheid.
Het moet gezegd worden dat voor anarchisten de
doelen gelijk moeten zijn met de middelen. Zij geloven (in tegenstelling van
sommige politieke ‘concurrenten’) niet dat tegenovergestelde doelen
en middelen tot een bevredigend resultaat of proces kunnen leiden. Mensen kunnen
enkel zichzelf emanciperen: niemand kan dat in hun plaats. Het intussen
eeuwenoud adagium ‘De arbeidersklasse moet zichzelf bevrijden' wordt heel
hooggehouden. Het belang van pijlers als directe actie, solidariteit,
zelfbeheer, basisdemocratie, antiautoritair, vrijheid,... is groot. Het zijn de
steunpilaren, de rode draad door, voor en van de werking van anarchistische
groepen. Het zijn in de eerste plaats richtlijnen, bakens waaraan de rest kan
worden getoetst. Het zijn de lijnen waarbinnen de hele werking is opgebouwd en
blijft functioneren. En vooral die concretisering is van belang in de externe en
interne communicatie. In de dagelijkse werking is het integreren van de pijlers
in een individuele en collectieve attitude en ingesteldheid belangrijker dan het
volgen van regeltjes en voorschriften.
De vernietiging van publieke diensten.
In heel Europa ontmantelen vooral
‘linkse’ politieke partijen de publieke diensten. De liberalisering
van de elektriciteitsmarkt is daar een voorbeeld van: de Italiaanse regering
heeft een einde gemaakt aan het monopolie van ENEL ongedaan gemaakt en heeft
meer ruimte gemaakt voor concurrentie dan de Europese Unie eiste (in ’98
30% vrijmaken voor grote gebruikers). Duitsland, Zweden en Noorwegen zijn voor
100% vrijgemaakt, net als het Verenigd Koninkrijk, dat ook de distributie van de
elektriciteit naar particulieren heeft vrijgemaakt.
In heel Europa moet hetzelfde gebeuren voor
water, transport, gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting,... De weerslag
hiervan kan niet anders dan globaal zijn, algemeen en gecoördineerd. We
moeten strijden. Niet alleen om de publieke diensten te beschermen en ui te
breiden, maar ook om de sector los te maken van de staat. Het begrip
‘publieke diensten’ moet niet begrepen worden zoals zoveel
genationaliseerde diensten, maar als een eenheid van productiestructuren die
voor iedereen de gratis toegang te verzekeren tot levensnoodzakelijke dingen
(water, lucht, voeding,...): gesocialiseerde productiemiddelen, beheerd en
gecontroleerd door wie er werkt en in directe communicatie met de bevolking
(zelfbeheer) en onderling gefedereerd om zo de behoeften te bevredigen. Dat is
niet alleen een eis van het libertair socialisme, maar ook van de hele
bevolking. Op het moment dat de staat de sector kapotmaakt heeft de bevolking
niet veel uitleg nodig om het belang in te zien van zelfbeheerde publieke
diensten.
Als ons aantal en politiek gewicht vandaag de
dag verre van toereikend lijken om deze gigantische taak te volbrengen, kunnen
we evengoed vaststellen dat onze eisen vandaag beter begrepen worden dan
gisteren en hoe wijdverbreid ze in de samenleving zijn. Directe actie stelt
simpelweg de vraag: ‘Wie beslist?’ en ‘In naam waarvan?’
De coördinatie van collectieven wordt -samen met vele andere
organisatievormen die gecontroleerd en geleid worden door de basis- steeds meer
toegepast door allerhande sociale bewegingen, wat waardevol is ondanks de
mankementen van veel van die bewegingen (zoals het ontbreken van een reëel
project voor de maatschappijverandering). Zowel qua vorm als qua inhoud
verspreiden de anarchistische ideeën zich over de samenleving. Dat is de
reden waarom onze beweging zich terug op gang trekt. Maar de weg is nog lang.
Eén zwaluw heeft nog nooit de lente gemaakt.
|