--> Inhoudstafel Brochure <--

Europees asiel- en migratiebeleid


Tussen de constructie van een Fort Europa en de mazen van het net



Ronkende verklaringen over de grote invasie van Oost-Europese would be vluchtelingen en de noodzaak om er paal en perk aan te stellen, zijn er op het Europese vlak genoeg. Maar de echte blauwdrukken voor het Europese fort worden eerder achter de coulissen van de persconferentiezalen gemaakt, in kleine dorpjes als Schengen en Tampere. En vaak schijnen de tegenstellingen tussen de nationale belangen van de individuele lidstaten van de Europese Unie (EU) te primeren op die van een Europese staat in wording. Niet dat de vluchteling of migrant hier beter van wordt: uitgewezen worden door de nationale politie, of tegen de infraroodcamera van Europol lopen, het blijft het kille eind van een droom met uitzicht op het paradijs.

Fort Europa

De geschiedenis van het Europese asiel- en migratiebeleid is nog jong en neemt een aanvang met het Schengen-verdrag in 1985, getekend door amper vijf lidstaten van de EU, met name Duitsland, Frankrijk en de Benelux-landen. Maar jong betekent daarom niet rechtlijnig en doorzichtig. Tot op de heden zijn delen van dit Schengen-akkoord geheim. De vroege ondertekenaars worden als protagonisten aanzien van een gemeenschappelijk beleid op Europees vlak. Maar ze stuiten op harde weerstand, vooral van Engeland (en Ierland). En ook binnen de groep van zogenaamde protagonisten zijn de tegenstellingen groot. Uiteindelijk zal er vroeg of laat moeten gekozen worden: één grote Europese staat, waarin de vroegere lidstaten verworden tot provincies, of het vrijwaren van de nationale belangen binnen een grote economische ruimte. De nationale lidstaten van de EU geven hun bestaansreden niet zomaar op. Zelfs onder de protagonisten van een gemeenschappelijk migratiebeleid vindt men landen die in de eerste plaatst ijveren voor een vrijwaring van de nationale belangen. Duitsland, bijvoorbeeld, meent sterk genoeg te zijn om de gehele EU haar eigen visie op het migratiebeleid op te leggen.

Vingerafdrukken, alsjeblieft!

De ondertekenaars van het Schengen-verdrag verbonden zich ertoe om op termijn de identiteitscontroles bij onderlinge grensoverschrijdingen op te heffen. Dit is de Europese versie van het “vrij verkeer van personen”. De vrijemarktideologie getrouw, wordt dit objectief, in overeenstemming met het “vrij verkeer van goederen en kapitaal”, in woorden nagestreefd. Maar het krijgt een wel erg speciale betekenis.
In ruil voor het opheffen van controles aan de binnengrenzen, moest er natuurlijk een strikte garantie bestaan dat niemand van buiten de Schengen-zone ongewenst zou binnenkomen. Zover reikt de vrijheid van de markt natuurlijk niet. Strenge en uniforme buitengrenscontroles waren de boodschap. De bestrijding van illegale migratie werd vanaf het begin gezien als het belangrijkste onderdeel van de strijd op Europees niveau tegen de zware en internationale criminaliteit. De analyse van de Europese beleidsmakers is dat internationale criminele organisaties zich meer en meer op mensenhandel en zelfs mensensmokkel concentreren i.p.v. op drugshandel. Voor een reis naar West-Europa vanuit Turkije betaal je al gauw een slordige 4.000 dollar. Als de winstpercentages hier 50% zouden bedragen, kom je aan inkomsten die tot ettelijke miljarden per jaar kunnen oplopen. Aan een liberalisering van het toegangsbeleid om aldus de lucratieve lont uit het kruitvat te halen, hebben de anders zo fervente verdedigers van de vrije markt geen seconde gedacht. Wel integendeel: Europa behoort aan de Europeanen, en voorlopig houdt iedereen zich aan het parool van de nulmigratie.

Om de buitengrenzen van de Schengen-zone gesloten te houden werd het Schengen-informatie systeem (SIS) bedacht. Het werd verkocht als een fichebak van internationale criminelen maar groeide algauw uit tot een enorme databank van alle nieuwkomers in Europa; zeker met de invoering van Eurodac, de digitale vingerafdruk voor alle nieuwe asielzoekers en migranten. Zo trachtte men te vermijden dat vluchtelingen die werden afgewezen in één Schengen-land, het elders proberen. Inmiddels wordt er zelfs op aangedrongen om de Eurodac-databank uit te breiden tot alle documentloze migranten in Europa. België heeft alvast, ‘dankzij’ de regularisatiecampagne in januari 2000, een schat aan gegevens klaarliggen voor het bestand.

Voorts werden in het Schengen-verdrag fikse boetes voorzien voor vervoersmaatschappijen die mensen zonder geldige inreisdocumenten de grens overbrachten. In België werd iedereen die voordeel kon halen uit onwettige grensovergangen, strafbaar geacht (het beruchte art. 77 uit de vreemdelingenwet dat ook gretig gebruikt wordt tegen advocaten die asielzoekers helpen, actievoerders tegen uitwijzingen of gewoon mensen die vriendschappelijke of emotionele banden hebben met mensen zonder papieren).

De sirenenzang van een akkoord

Na de ondertekening van het Schengen-verdrag was het vijf jaar wachten alvorens de uitvoeringsbesluiten op tafel lagen. Een databank met ongewenste migranten en afspraken over welk land welke vluchtelingendossiers behandelt, had ook andere landen overtuigd om tot de Schengen-groep toe te treden. Maar deze toetreding hangt niet enkel af van de potentiële toetreder. De bestaande Schengen-groep beslist zelf wie lid mag worden van de club. En daarbij moeten goede geloofsbrieven voorgelegd worden inzake controle van de buitengrenzen. Niet toevallig behoorden Italië, met zijn meer dan duizend kilometer lange kust, en Griekenland, met zijn amalgaam van eilandjes, tot de staart van het toetredingspeleton. Een miljardeninvestering in een ‘vliegende douane’ met speedboten, om schepen met vluchtelingen te enteren voordat ze nationale wateren zouden bereiken, behoorde tot de prijs van het lidmaatschap. Italië moest er zelfs de constructie van gesloten centra voor over hebben. Documentloze migranten die via de kust probeerden aan wal te geraken moesten absoluut opgesloten worden om te vermijden dat ze verder Europa zouden ‘binnendringen’.. De personen in kwestie stonden dan voor de keuze: asiel aanvragen in Italië, die deze aanvraag op grond van de akkoorden van Dublin moet behandelen, of teruggewezen worden. De zoveelste poort tot Europa werd gesloten.

En dat was geen minuut te vroeg, want nauwelijks was Italië, in de herfst van 97, toegelaten tot Schengen of de zogenaamde Koerdencrisis brak uit. Vanuit Turkije kwamen enkele nauwelijks zeewaardige schepen, afgeladen vol met vluchtelingen uit Irak, Pakistan, Bangladesh en Turkije, aangestrand. De reactie van de overige Europese landen, vooral de Schengen-groep, spreekt boekdelen over de broosheid van de gedachte aan één Europese staat. Onmiddellijk sloegen Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk groot media-alarm. Ze zouden overrompeld worden door de Koerden. De uitzonderingsclausule in het Schengen-akkoord, waarbij de nationale grenzen weer dicht mogen in noodsituaties, werd ingeroepen en Frankrijk en Duitsland dreigden zelfs het leger naar de grens te sturen. Diezelfde clausule wordt vaker ingeroepen. Zo sluit Frankrijk geregeld zijn grens met België, om jonge migranten die hun voorraadje wied in Nederland zijn gaan opslaan, het leven zuur te maken. België beriep zich op de clausule om in januari 2000, met een grootscheepse politieoperatie aan de grenzen, alle potentiële asielzoekers terug te wijzen die zich in de loop van de regularisatiecampagne aanmeldden.

De Turkse connectie

Terug naar de ‘Koerdencrisis’. De reacties op de gebeurtenissen eind 97-begin 98 behoren tot de meest bruine plekken op het EU-asielrepertorium. Er werd een speciale Task Force opgericht waarbij de hoogste politieverantwoordelijken van onder meer Duitsland, België en Italië aan tafel gingen met hun Turkse collega. Dat deze laatste ook verantwoordelijk was voor de repressie tegen Koerden in Turkije -de echte drijfveer van de Turkse exodus - was van ondergeschikt belang. Turkije staat al langer te popelen om tot de EU toe te treden. Officieel houdt men de boot af, omdat Turkije weigert de mensenrechtenconventies na te leven. Heel wat nationale parlementen, waaronder het Belgische in juni 1996, verbieden samenwerking op politioneel niveau met Turkije. Maar in januari 98 lijkt dat allemaal plots van geen tel meer en komt de ware reden van de lange wachtperiode voor het EU-lidmaatschap aan de oppervlakte drijven: Turkije kan niet garanderen dat de Koerden niet zullen blijven vluchten. Het verbod tot politionele samenwerking bleek vroeger al een lacher van formaat, wanneer het om een internationale aanpak van de Koerden ging. Toenmalig Belgisch rijkswachtcommandant Deridder vertrok in juli 96 naar Turkije voor het afsluiten van een overeenkomst inzake bestrijding van de heroïnehandel. Dit gebeurde nauwelijks een maand nadat de motie, die politionele samenwerking verbood, werd gestemd. Opnieuw blijkt het om een goedkoop voorwendsel te gaan voor een dieperliggende belangenovereenkomst tussen het Turkse en Belgische repressieapparaat: Turkije bestrijdt de Koerdische verzetsbeweging, PKK, en België is Koerdische vluchtelingen, met of zonder papieren, liever kwijt dan rijk. Het samenwerkingsverband zal uiteindelijk leiden tot de ontmanteling van de Koerdische zender Med-TV, die opereerde vanuit het Belgische Denderleeuw. De operatie werd ingezet met grootscheepse razzia's in het najaar van 1996 en kreeg haar voltooiing eind 98, niet toevallig ook het ogenblik waarop de klopjacht op PKK-chef Öcalan begon. In november ‘96 blijkt hoe de Turkse politie, waarmee Deridder het akkoord afsloot, zelf tot over haar oren betrokken is bij de maffia, die zowel de heroïnehandel in handen heeft, als een belangrijk deel van de boottochten richting Italië uitbaat. Een paar kopstukken van de maffia komen om in een verkeersongeluk nabij Susurluk. In de koffer worden politie-identificatiebewijzen en -wapens gevonden. De heren en dame komen van een vergadering met de toenmalige Turkse minister van binnenlandse zaken, Agar. Deze laatste was ook de drijvende kracht achter het ´antiheroïne'-samenwerkingsplan met België.

Dublin en de teloorgang van het asielrecht

Uiteindelijk leidt het intense politiek overleg naar aanleiding van de ‘Koerdencrisis’ tot een nieuw rondje brainstormen over een gemeenschappelijk Europees asielbeleid. In 1990 was inderdaad reeds het verdrag van Dublin ondertekend. Dat voorzag in een voorlopige oplossing. Ook al bleven de verschillende lidstaten van de EU volledig soeverein wat asiel- en vreemdelingenrecht betrof, asielaanvragen in verschillende EU-landen zouden voortaan tot het verleden behoren. En je hebt geen keuze meer: het Europees land waar je eerst voet aan wal zet, moet je aanvraag behandelen. Uiteindelijk duurde het eveneens tot de herfst van 1997 voor alle lidstaten het verdrag hadden geratificeerd en het in werking kon treden. Maar met de ‘Koerdencrisis’ leek algauw dat deze theoretische regel, bij strikte toepassing, tot zeer ongelijke spreiding van de asielaanvragen zou leiden. De druk om één uniforme asielprocedure uit te werken bleef daarom hoog, maar de belangentegenstellingen waren te groot om dit ‘ideaal’ te bereiken. Het verdrag van Amsterdam (1997) voorzag in de constructie van een Europese “vrije en rechtvaardige ruimte”. Het is de zoveelste poging om het migratie- en asielbeleid echt Europees te maken. De speciale top van Tampere in oktober 1999 moest een aanvang nemen met de concrete invulling.
Vooralsnog blijkt de politiek van de voldongen feiten een veel lonender methode om de nationale belangen veilig te stellen. De manier waarop de financiële OCMW-steun begin dit jaar in België werd afgeschaft is een leerrijk staaltje van deze politiek met de hamer. Het heette dat we veel te gul waren en dat je in het Oostblok gewoon via krantenadvertenties te weten kwam hoe je hier van het OCMW kon komen leven. Feit is echter dat België zelf eind 1993 het recht aan asielzoekers heeft ontzegd om te werken en in eigen onderhoud te voorzien. Ze werden zo verplicht van het OCMW te leven en men kan zich afvragen waarom dit in 2000 plots als een probleem werd aanzien. De verklaring is simpel. Duitsland was er al langer van overtuigd dat het hoofdobjectief - hoe minder asielzoekers, hoe beter - het best kon bereikt worden door geen financiële hulp meer te geven aan vluchtelingen. Een minimumrantsoen en daarmee basta. En Duitsland paste haar nationale wetgeving in die zin aan, medio 1998. Gevolg: het aantal asielzoekers in Duitsland ging naar beneden. Niet zo in het geheel van de Europese Unie, waar, mede door de beginnende Kosovo-crisis, het aantal asielaanvragen sterk de lucht in schoot. De overige Europese landen werden dus gedwongen het Duitse marsorder te volgen.

Teveel is te veel

Maar het lijkt sterk op dat deze gang van zaken enkel de onderlinge verdeling van het aantal asielzoekers over de verschillende lidstaten beïnvloedt. De echte oorzaken van de stijgende asielaanvragen in Europa lijken elders te liggen. Door landen die vinden dat ze relatief gezien te veel asielzoekers te slikken krijgen, wordt er op aangedrongen om het verdrag van Dublin grondig te herzien. Beter ware het een verdeelsleutel af te spreken om het globaal aantal vluchtelingen aan de diverse landen toe te wijzen. België probeert zo een maatregel op zijn Duits af te dwingen. In de nieuwe, op til zijnde asielprocedure is voorzien dat nieuwe asielzoekers die niet via een lucht- of zeehaven in België arriveren, zich zullen moeten aanmelden aan een loket (sic!) aan de grenspost in plaats van aan de beruchte Dienst Vreemdelingenzaken in Brussel. Op die manier is het een koud kunstje om te bewijzen dat de bewuste vluchteling niet rechtstreeks in België is gearriveerd, maar in feite van een buurland komt. Volgens het Dublin-akkoord moet dat buurland de aanvraag van deze asielzoeker behandelen. Mogelijk speelt minister Duquesne deze stok achter de deur uit tijdens het Belgische voorzitterschap om de lang beoogde verdeelsleutel te bereiken.
Maar het globale aantal aanvragen in de gehele Europese Unie moet in eerste instantie naar beneden. Hiertoe experimenteert men reeds negen jaar met een lijst van zogenaamde veilige landen. Wie daar vandaan komt heeft geen recht op asiel. Ook hier is het vallen en opstaan geblazen. Men is het er zelfs niet over eens om alle EU lidstaten op de lijst te plaatsen. Zo een lijst blijkt overigens niet voldoende om een eerste grote schifting uit te voeren. Daarom werd, vanaf 92, de ‘kennelijk ongegronde’ asielaanvraag geïntroduceerd in het jargon. Het is inmiddels een vast begrip geworden in de nationale wetgeving van nagenoeg alle EU lidstaten. Asielzoekers moeten bijvoorbeeld kunnen "bewijzen" wie ze zijn en van waar ze komen en er mogen geen tegenstrijdigheden zitten in hun interviews met de bevoegde diensten. Op basis van deze vage criteria wordt zo driekwart tot negentig percent van alle asielzoekers bij voorbaat uitgesloten.

Eigen vluchtelingen eerst

Uiteindelijk wil men op termijn alle asielaanvragen uit Oost- en Midden-Europa bannen. Het denkwerk dat geleverd werd naar aan leiding van de ‘Koerdencrisis’ werpt zo stilaan zijn vruchten af. Er werd toen geopperd om in deze landen kampen onder toezicht van de Verengde Naties (VN) op te richten, waarin de vluchtelingen van de eigen regio zouden worden opgevangen. Als het toch de spuigaten zou uitlopen kon overwogen worden om tijdelijk de hoogste nood te lenigen door een transport van een aantal vluchtelingen naar andere lidstaten, waar ze een tijdelijke gedoogdenstatus zouden genieten.
Met deze politiek werd voor het eerst op praktisch vlak geëxperimenteerd tijdens de NAVO-bombardementen op Servië (mei 1999), die de Kosovaarse vluchtelingencrisis uitlokten. Nagenoeg de gehele vluchtelingensector juichte omdat een overwinning in de strijd voor het verwerven van een speciaal statuut voor oorlogsvluchtelingen in zicht lag. Maar in feite ging het hier om een verdere ondermijning van de vluchtelingenconventie van Genève (1951), die op zich reeds zo weinig om handen heeft. Een erkenning als vluchteling geeft je een definitieve status. De invoering van een tijdelijke gedoogdenstatus wil dit onherroepelijke statuut geleidelijk aan op de helling plaatsen. Reeds aan het begin van de Kosovo-crisis (medio 1998) liet Oostenrijk, tijdens haar EU-voorzitterschap, een geheim document met deze teneur circuleren. Inmiddels zijn de meeste Kosovo-gedoogden weer goed en wel gerepatrieerd. Een bitter voorsmaakje van wat deze Pyrrusoverwinning van de traditionele vluchtelingensector werkelijk betekent.

Maar ook als er geen concrete aanleiding is, vindt men er wel één uit wanneer men op het terrein op één bepaald punt vooruitgang wil boeken. Zo verkeerden Frankrijk, Nederland, Engeland en België eind februari in de ban van een schip dat ergens op een van deze kusten duizend illegalen probeerde te droppen. Uiteindelijk bleek het ruim van de Elpa op een paar dode muizen na, leeg te zijn. Maar de volgende dag werd er door de betrokken landen druk onderhandeld om een politionele samenwerking uit de grond te stampen, die effectief kan ingrijpen wanneer de stoute nachtmerrie van vluchtelingenschepen uit de Adriatische en Middellandse zee, werkelijk zou overslaan naar de Noordzee. Schengen kwam ook voor Groot-Brittannië plots heel dichtbij, op de symbolische pascontrole aan de grenzen na.

Vrije migratie

De zogenaamde bestrijders van de mensenhandel ontpoppen zich bij het ontwikkelen van hun ruimte van vrijheid en rechtvaardigheid als de beste commercanten. Duquesne en zijn Europese collega’s schuimen Oost- en Midden-Europa af. In ruil voor handelsakkoorden worden deze landen gedwongen een terugname van alle asielzoekers die van hun grondgebied naar de huidige EU vertrekken, te aanvaarden. En het mag duidelijk zijn, de ruimte van vrijheid duldt geen vrije migratie: toetreding tot de EU zal voor deze landen verbonden worden aan akkoorden met spijkerharde garanties omtrent de controle van de eigen onderdanen. Een de facto verbod om te vluchten naar andere EU-landen, dat de huidige vijftien onderling niet kunnen bedingen, zal alleszins voor de nieuwe toetreders gelden.
Overigens, de strijd tegen asielzoekers dient niet verward te worden met een onvoorwaardelijk njet aan alle migratie. Wel integendeel, de ruimte van vrijheid is er in de eerste plaats één waarin het kapitaal vrije keus krijgt om de noodzakelijke arbeidskrachten op een voor haar zo gunstig mogelijke wijze, op de arbeidsmarkt te verwerven. Sinds een jaar schreeuwt de verlichte burgerij dat er een tekort is aan jonge, geschoolde arbeidskrachten, in sommige sectoren.. Nadat gedurende vijfentwintig jaar een volledige arbeidsmigratiestop als de meest lucratieve maatregel gold, adviseerde de Europese Commissie eind vorig jaar om voor bepaalde segmenten de kraan weer open te draaien, op het tempo van het liberale winstobjectief natuurlijk.
Een pleidooi voor het recht op vrije migratie heeft weinig van doen met deze ideologie van een vrije arbeidsmarkt, zoals boze socialistische tongen wel eens durven beweren,. Tenzij men natuurlijk de plicht om zijn lijf te verkopen om te kunnen overleven als vrijheid beschouwt. Neen, vrije migratie verdedigen is een onvoorwaardelijk recht verdedigen, ongeacht of de winstcijfers van de industrie hiermee gediend zijn of niet. Vrijheid voor de mens heeft altijd voorrang en zal altijd haaks staan op de wetten en geplogenheden van een liberale maatschappij.

Maar ondertussen sterven jaarlijks honderden mensen. Gedwongen door honger, miserie en op de vlucht voor verdrukking trachten ze toch door de mazen van het Europese net te glippen, op zoek naar het geluk dat vaak een illusie blijkt te zijn. In de strijd tegen de asielzoeker, wiens misdaad het is zonder uitnodiging van de kapitalist te zijn gearriveerd, wordt deze afgeschilderd als al wat slecht is: drugstrafikant, profiteur, wapensmokkelaar, bandiet, al dan niet minderjarige hoer ... Wanneer dergelijke hetze, als in februari vorig jaar in het Spaanse El Ejido, leidt tot een ware pogrom tegen diegenen die al jaren de westerse economie draaiende helpen te houden, keert Europol de rug naar de gebeurtenissen, het gezicht pal naar het zuiden.. waar nieuwe boten ‘dreigen’ te arriveren.

terug

Uw Commentaar